counter easy hit Luepp - A Digital Storyteller's Notepad: juni 2006

donderdag, juni 29, 2006

Had je wat?


"You call THAT a knife?!"

Ik ben vanmiddag naar de Veteranendag geweest. In Den Haag. Ik heb gesproken met een paar veteranen. Een uit Bosnie en een uit Nederlands Indie. Die laatste was 80 jaar oud. Hij is er drie en een half jaar geweest. Als infanterist. Al die tijd bij hetzelfde battaljon gebleven. "Ja, het dunde wel wat uit op den duur." Vooral door ziektes. Maar ook door ongelukken. En natuurlijk gevechtshandelingen. "Maar wij hebben niet heel veel geschoten, hoor." Dat konden ze ook niet zo goed "Hier heb je vijf patronen, zorg ervoor dat je de hulzen weer inlevert!" Zo ging de schietoefening toen en, zo kon de Bosnie-veteraan vertellen, zo ging het ongeveer ook in de negentiger jaren. "Ja maar jullie kregen goede spullen mee." Dat klopte. Maar omdat de Bosnie-veteraan kwartiermeester is geweest had hij het toch ook Spartaans gehad.

Prachtige verhalen, heel goed. "Ja, het was een rotzooitje in Indie, toen we daar aankwamen. De Engelsen zaten daar maar ze voerden niet veel uit. De Japanners moesten toen de orde houden, hadden al hun wapens nog, maar ze deden ook niks. De orde herstellen, dat moesten wij daar gaan doen. Maar we kregen weinig medewerking, zelfs niet van de plantagehouders. Er was er een die ons onderdeel zelfs weigerde water te geven. Maar we staan hier niet voor onszelf, we zijn hier bezig voor uw veiligheid! Maakte geen verschil. Toen hebben we de volgende ochtend een klopjacht op rebellen georganiseerd. Dwars door de plantage heen. Onderweg hebben we natuurlijk water gehaald.

Ik heb meneer gevraagd of de reis ernaartoe niet vervelend moet zijn geweest. Nou, dat was het zeker. Met de Van Oldenbarneveldt. Drie of vier weken opgesloten in het ruim, hutje bij mutje. Ja, maar dan zonder hutje. Ze sliepen in hangmatten die boven de tafels waren opgehangen. Daar hebben ze geleefd al die weken lang. En de spanningen broeiden. Op een dag werd de verjaardag van de kleine prinses Beatrix gevierd. De officieren hielden boven een groot feest. Wij kregen alleen maar oranje Tom Poucen. Dat heeft wel tot een soort opstand geleid. Dat hadden ze niet moeten doen...

Ik heb de beide heren bedankt en ben snel mezelf gaan verplaatsen toen ik erachter kwam dat het defile van de andere kant afkwam - ja, ik ken Den Haag helemaal niet. Ik zou alleen ruggen op band krijgen. Ik heb me aan de hofvijver opgesteld voor het mooiste shot van de Fly By. Maar met mijn lens blijven de toestellen kleine stipjes. Dus ben ik verder stroomafwaarts van het defile gaan staan. Daar heb ik talloze mooie portretten van veteranen voorbij zien komen. Schitterend.

Op het Malieveld was een soort tentenkamp met beursstandjes opgesteld. Hier uw Patriotraket! Hier uw tank! Heel leuk allemaal. En toen het orkest van de koninklijke landmacht Glenn Miller muziek ging spelen werd er zowaar gedanst door de veteranen. Sommigen met hun vrouwen. Sommigen alleen. Met hun stok. Of nee, die werd terzijde gegooid!

Een geweldige dag.

Noten. Ik heb leuke opnames gemaakt en zal zeker een filmpje monteren voor mijn voorgenomen erfgoed themakanaal. De scene van de solo danser is echt te mooi om waar te zijn. Later komt er ook een NOS camerman bij. Die heeft mooiere shots vooral omdat hij kon varieren van standpunt, om hem heen kon lopen en in de kijkrichting van de danser stond. Maar ik was daar alleen en kon mijn statief en tas nietr in die drukte alleen laten. Ja, ik zat vast aan mijn "zooi". Desalniettemin zijn het leuke shots.

Een verslag van een van de zeereizen van Nederlandse troepen naar Indie met de Johan Van Oldenbarneveldt trof ik hier aan.

dinsdag, juni 27, 2006

Het gras is groener aan onze kant van de heg

Bruce Willis was te gast in Amsterdam. Hij kwam de premiere van de animatiefilm "Over The Hedge" opluisteren. Daarin doet hij de stem van de wasbeer. Op de persconferentie vertelt hij dat ze er achtien maanden over hebben gedaan. De stem alleen al, zegt hij, kostte me drie maanden. Interessant. Heel leuk om te weten en leuk om te vertellen.

Maar zo leuk wordt het verhaal niet door onze landgenoten verteld. Nee, die doen het anders. Lezers die niet tegen mijn geklaag kunnen worden verzocht hun heil nu even elders te zoeken.

Ik verwijs naar een crummy videootje dat slechter gedraaid, gecomponeeerd, gemonteerd en betiteld is dan de eerste de beste gratis preview van een pornosite - wie, ben ik daar geweest, ooit, "moi?" (maar dan toch nooit tijdens werktijd!). Dat videootje is gemaakt door Novum Nieuws en gepubliceerd door Zoom.in (Novum en Zoomin horen bij elkaar) als Televideo op de website van de Telegraaf. Zoom.in is, naar eigen zeggen "met 120 medewerkers dé marktleider op het gebied van streaming (nieuws)video in Nederland met elke maand bijna 4 miljoen kijkers". Size matters. Helaas voor de videoprofessional inderdaad. Je kunt er zo als editor aan de slag, als stagiere, voor 300 euro per maand. Maar de kijker verliest ook. In de vorm van DERVING. Want hoe kan webtelevisie ooit leuk worden als dit de standaard moet zijn?

Dat zo'n groot concern als de Telegraaf genoegen neemt met dergelijke bagger blijft me verbazen - let op, bagger is niet altijd goedkoper: een kilometervergoeding blijft een kilometervergoeding en een bandje blijft een bandje. Ik merk op dat de makers gewoon muziek van Barry White hebben gebruikt als knullige clunky instart in de montage. Ik vraag me af of ze daar wel netjes de rechten van afdragen. Met hun kijkersbereik zou dat de kosten van het filmpje zeker verhogen met alles tussen de 800 en 5000 euro - het is natuurlijk geen "Stock" of "Library" (voor de kenners). Ik denk het dus haast niet dat ze dat hebben gedaan. En dat is lullig. Want ik werk me altijd drie keer in de rondte met zelfgemaakte muziek terwijl er zat grote partijen zijn die eenvoudigweg niet afdragen maar wel een disclaimertje plaatsen met een opmerking als "we hebben onze best gedaan rechthebbenden te achterhalen maar voor zover we een foutje hebben gemaakt mag iemand zich komen melden" of van gelijke strekking. Er zijn productiemaatschappijen die de diefstal tot een integraal onderdeel van hun werkwijze of, nee, mooier woord, format hebben gemaakt. Alle dertien goed. Of tellen we maar tot tien?

Nee, Meneer White zal zich niet meer kunnen melden. Maar ik hoop dat de platenmaatschappij of de BUMA-STEMRA er wel even achteraan gaat. Maar goed, misschien grenst dit alles aan laster, lekker belangrijk op mijn persoonlijke weblog, en hebben ze toch gewoon betaald. Vandaar dan toch mijn disclaimer: ik heb mijn best gedaan te achterhalen of de rechten voor het gebruik van de muziek in het Televideootje zijn afgedragen maar het kan zijn dat ik niet diep genoeg heb gegraven en dat ik me daarrom heb vergist in welk geval ik mijn excuses vast aanbied.



Maar er is nog een kwestie van eigenlijk groter belang. Bruce Willis kwam naar de premiere. Deed heel leuk met de Nederlanders. Zorgde voor mooie "Photo Opportunities", maakte grapjes, beantwoordde allerlei vragen, zwaaide, glimlachte en verleende, heel belangrijk, cachet aan de gelegenheidsacteurs die hem en zijn collega's mochten nasynchroniseren. Wat die toen achter zijn rug om wisten te vertellen op Nederlandse camera is gewoon zielig. Bruce vertelde dus dat het filmproces in totaal 18 maanden had geduurd en dat het hemzelf zo'n drie maanden heeft gekost om de stem te ontwikkelen. "Dat doen de Nederlanders toch sneller ..." stelt vervolgens de betitelaar van het videootje. "Waar ik me wel over verbaas - dat vind ik wel mooi om te horen, er zitten ook wel maanden tussen - is dat ze er 18 maanden over doen", zegt Tygo Gernandt, die "Hammy de Eekhoorn" mocht naspelen (de rol van Steve Carrell), met een zin die dus nog wel kan worden opgevat als een getuigenis van een jongensachtige bewondering voor "Hollywood". Maar die toon blijkt misleidend wanneer hij antwoord geeft op de vraag hoelang hij er over heeft gedaan. "Een dag". Met ongeloof vraagt de dame met microfoon om letterlijke bevestiging. "In vier uur" . De korte pauze geeft hem gelegenheid om een zelfgenoegzame blik te werpen die niets minder zegt dan had-je-niet-gedacht-maar-toch-is-het-zo-want-ik-ben-zoveel-beter. "In vier uur heb ik de film gedaan." De daarop gesneden uitspraak van Erik van Muiswinkel, die de stem mocht nasynchroniseren van de wasbeer (de rol van Bruce Willis), behelst een kleine bijstelling: "Nou je kunt bijna wel zeggen dat Tygo ook wel twee dagen is geweest. Maar, los daarvan, ik ben er zes dagen mee bezig geweest. En dat zijn ook geen hele dagen, dat is vier uur met een rustpauze ertussen". Ja, goede bijstelling, je zou eens teveel onderdoen voor Tygo. Meneer van Muiswinkel houdt het op "zes of zeven grote sessies." Nou jongens, wat knap. Veel knapper en rapper dan Bruce en zijn kornuiten. Want wie is zo'n man als Bruce nou helemaal waar jullie tegen aan stonden te schurken? Hij heeft toch alleen maar het hele personage helpen ontwikkelen in directe relatie tot alle andere personages en onder supervisie van en in overleg met onder meer de regisseur? Inderdaad, ja. Hij acteert "vanuit het niets" en is derhalve scheppend bezig. Creatief, kennen ze dat woord hier? De rol van meneer Gernandt en zijn collega lijkt eerder op die van autohandelaren - ze hebben andermans acteerprestaties opnieuw verpakt met waarschijnlijk gewoon een vertaalde tekst die ze aangeleverd hebben gekregen. Ze hoefden alleen maar het voorbeeld te volgen. Tussen de lijntjes kleuren. Bruce en de zijnen moesten het daarentegen nog doen met schetsjes en pure verbeelding. Hebben ze dat hier, verbeelding? Ja, van het soort dat je gebruikt in een uitspraak van verontwaardiging: "wat een verbeelding!" Bah. Ik wil de Nederlandse versie niet horen.

maandag, juni 26, 2006

Landing voor boten? Nein, Landung Verboten!



Duizenden mensen zijn op 20 mei 2006 komen kijken naar de aankomst en watering van een 22 meter lange Dornier Do-24 vliegboot uit 1944 in de Rijn bij Keulen. De boot werd gevlogen door Iren Dornier, de kleinzoon van vliegtuigbouwkundig pionier Claude Dornier.



De illustere grootvader had in 1929 het op dat moment grootste verkeersvliegtuig ter wereld gebouwd. "In the face of widespread skepticism concerning its practicality, the giant 12-engined craft flew from Germany to New York in 1931" (zie Allstar Network voor het anonieme citaat).


De Dornier DoX. De X drukte de onzekerheid uit van het aantal mogelijk te vervoeren passagiers (Allstar). De foto is op het IJselmeer gemaakt door de grootvader van Wouter Sikkema (airliners.net).


Op 27 Augustus 2005 vierde kleinzoon Iren de vlucht van zijn opa door met de opgeknapte D0-42 ook feestelijk langs het Vrijheidsbeeld te vliegen en neer te strijken op de Hudson. Deze foto is in 1929 gemaakt door de oud-tante van Tim Wachser (airliners.net).

Gezagvoerder Iren Dornier heeft een oud Do-24 toestel van Duitsland naar Manila in de Philipijnen gebracht en het daar met behulp van lokale ingenieurs en constructeurs opgeknapt. Op Vanaf 2004 heeft hij showvluchten en waterlandingen gemaakt in talloze plaasten van de wereld, verspreid over meer dan dertig landen, met het meervoudige doel om zijn grootvader eer te bewijzen, de jeugd te inspireren tot het streven naar grootse prestaties, het werven van fondsen voor Unicef en het afdwingen van respect voor de potentie van de Filipino's (Kun Li, "Flying boat carries hopes and dreams for children", Unicef, 27 augustus 2005).


Foto van de rondreizende vliegboot gepubliceerd op www.do-24.com, de website van het Iren Dornier project.

Ik vind het ronduit prachtig hoe deze man met zijn MISSION:DREAM project erin is geslaagd om een meervoudig zinvolle bestemming aan het cultureel erfgoed te geven. Lees vooral de eigen verklaring van Iren Dornier: "MISSION:DREAM will also serve as an INSPIRATION to people all over the world towards the achievement of their own individual dreams, increasing AWARENESS on charity and benevolence, and the promotion of BEAUTY and GRACE across all nations." (Amphibian Do-24ATT World Tour). De reacties zijn er ook naar. Het publiek is steeds zeer enthousiast, de jeugd vindt het geweldig, en er wordt heel veld geld opgehaald voor Unicef projecten in de Philipijnen.

In de lijst van plaatsen die zijn aangedaan ontbreekt Amsterdam. John attendeerde me op dit hele verhaal vanwege een artikel dat vorige week heeft gestaan in het Parool. Klaarblijkelijk kon er geen toestemming worden gegeven voor de landing van de vliegboot door de Nederlandse pennenlikkers omdat dat zou impliceren dat er scheepvaart moest worden omgeleid. Ja, en daar hebben we procedures voor in dit land. Zonder regels kunnen kikkers niet kwaken. Niet in dit K*kkerland. Goed doel of geen goed doel. Sla ons maar over.



Het gebrek aan belangstelling voor het prijzenswaardige project is extra genant wanneer je bedenkt dat het historische object dat meneer Dornier inzet om de mensen wereldwijd ertoe te bewegen zich te concentreren op een betere wereld zelfs een nadrukkelijke Nederlandse signatuur draagt. Haha, ironie, daar zijn we weer! Bij de Nederlanders en hun gebrekkige gevoel voor geschiedenis! Ik kreeg van John uitdrukkelijke toestemming om hier even publiekelijk van over de Sjeik te gaan. Maar het doel van de post is toch om aandacht te brengen voor het schone van het project. Ik spoor iedereen aan om in ieder geval te kijken op de website van het Iren Dornier project zelf. En om de agenda in de gaten te houden. Dan gaan we zeker kijken. De rest van dit verhaal gaat nog even door over de geschiedenis van het toestel met bijzondere aandacht voor de Nederlandse aspecten. Anders zou deze alinea nergens op slaan. Dus: here comes the nerdy bit!

De Dornier Do 24 vliegboot was een product van de Dornier Flugzeugwerke gevestigd aan de Bodensee. Het toestel schijnt specifiek te zijn ontworpen voor de Nederlandse Marineluchtvaartdienst voor gebruik in de Nederlands-Indische archipel als een transport- en reddingsvliegtuig. De vliegende reddingsboot zou in de loop van haar werkzame leven inderdaad talloze luchtschipbreukelingen redden. Volgens de archieven van Dornier zijn er maar liefst zo'n 12.000 mensen gered door een Do 24.


Een Do 24K watervliegtuig in Nederlands Indie. De Marineluchtvaartdienst gebruikte in het voormalig Nederlands Indie aanvankelijk de Dornier Wal voor patrouilles en reddingsoperaties op zee. De dienst stelde in 1935 de specificaties op voor een opvolger van dit toestel. Dit zou leiden tot de Do 24. Het eerste prototype maakte in juli 1937 z'n proefvlucht en was op Nederlands verzoek voorzien van (Britse) Wright R-182-F52 motoren. (Tekstinhoud en foto ontleend aan een website gericht op de campagne "Werken bij de marine").

Aan de oorspronkelijke klant waren er nog slechts 37 toestellen naar de Nederlandse Oost verscheept toen de Duitsers Nederland binnenvielen. De meeste toestellen hebben niet aan de japanse opmars kunnen ontkomen. Een groot aantal is op 3 maart 1942 in een klap tijdens de evacuatie van de kolonie in Australische wateren vernietigd toen negen Dorniers en Catalina's van de marineluchtvaartdienst op de rede van Broome door japanse Zero's zijn aangevallen. "Door vier vliegtuigen tegelijk werden de watervliegtuigen gemitrailleerd. Ze gingen een voor een in vlammen op. De mensen die in het water sprongen en wegzwommen van de doelen, redden voor een groot deel het vege lijf, degenen die aan boord waren gebleven, werden gedood of gewond. De vuurzee breidde zich uit toen de brandende benzine uit de lek geschoten tanks zich over het zeeoppervlak verspreidde. Een moedige matroos bleef afweervuur geven met zijn boordmitrailleur, terwijl de vliegboot onder hem zonk." (René Wittert, Het vergeten squadron. Het verhaal van de Nederlandse vliegers, die tegen Japan hun vergeten strijd vochten, Bussum 1976, 181).

In Februari 1942 zijn zes kennelijk andere overgebleven Dornier vliegboten overgedragen aan de Royal Australian Air Force - verkocht, wed ik, net als de restanten van de gevluchte KLM vloot - die ze heeft ingezet als transportvliegtuigen voor de legereenheden in Nieuw Guinea in 1944. - Ik weet eerlijk gezegd niet of deze toestellen, of een paar daarvan, tot de slachtoffers van Broome zouden behoren.


Een Dornier Do-24 met Duitse merktekens (foto van avianet.nl).

Intussen hadden de Duitsers de productie van de Nederlandse Do-24 in de assemblagehallen van Aviolanda van Papendrecht en Woensdrecht voortgezet ten behoeve van hun militaire reddingsbrigade (de "Seenotdienst"). Daar was men juist bezig toestellen in licensie te bouwen voor de Nederlandse marine. Na de Duitse inval werden de aangetroffen incomplete toestellen op de productielijn van Aviolanda nog voltooid volgens de oude specificaties met Wright Cyclone motoren (11 of 13 volgens afwijkende tellingen). Daarbij is overigens misschien wel sabotage door de werklieden gepleegd - dat heeft dan uiteindelijk wel het leven gekost aan een paar "goede" Nederlanders (Pieter van Wijngaarden, "Een tragisch ongeval of toch een lugubere [...] sabotage. Het geheimzinnige incident rondom de Luftwaffe Do 24 KD+GF", in: avianet.nl), 21 januari 2005).


Berging van de Luftwaffe Do 24 KD+GF (foto van avianet.nl).

Men zou in Nederland nog eens 159 gemodificeerde modellen (Do 24T-1) met BMW motoren bouwen. De assemblage geschiedde in de hallen van Aviolanda, maar de vleugels en motorgondels kwamen van scheepswerf "De Schelde" te Vlissingen. De Nederlandse productielijn werkte niet alleen. Ook in Frankrijk was er een productielijn te Sartrouville. Daar zijn tijdens de oorlog 48 toestellen gemaakt. De Fransen zijn daar na de oorlog mee doorgegaan en hebben er nog eens 40 geproduceerd voor eigen gebruik.

De Do-24 is dus een van zeer weinige vliegtuigtypes die tijdens de wereldoorlog regulier dienst heeft gedaan aan beide zijden van strijdende partijen. Duitsers, Nederlanders en Australiers hebben ze tijdens oorlogsdagen ingezet voornamelijk maar niet uitsluitend als reddingsboot. Het "humanitaire" karakter van de Do 24, als ik het even zo mag zeggen, kwam ook tot uitdrukking in de leveringsbepaling van de 12 toestellen van Nederlandse makelij die in 1944 door de bezetters zijn geleverd aan de Spanjaarden - "with the understanding that they would assist downed airmen of both sides" (wikipedia).


"Thirty-seven Dutch and German built Do 24s had been sent to the East Indies by the time of the German occupation of the Netherlands in June 1940. Until the outbreak of war, these aircraft would have flown the tri-color rondel shown in the adjacent photograph. Later, to avoid confusion with British or French rondels, Dutch aircraft flew a black bordered orange triangle insignia." (Zie dit engelstalige wikipedia artikel voor citaat en foto).

Eindnoten. Het hele idee voor deze post was van TwigtSenior. Dank je John! Ik hoop dat ik het onderwerp recht heb gedaan. Maar ja, anders kunnen we het altijd nog modificeren - het is per slot van rekening maar post op een persoonlijk webblog. Niettemin, hier komen nog een paar extra verantwoordingen. Bronnen in aanvulling op degenen die reeds in de tekst zijn genoemd. Wikipedia artikelen" "Aviolanda", "Koninklijke Scheldegroep", "Dornier Do 24", "Dornier". Aanvullende fotoverantwoording: de drie foto's van de Do-24 in Keulen zijn gepubliceerd bij het artikel van Norbert Ramme, "Angenehmer Flug, harte Landung" in Koelner Stadt-Anzeiger webeditie de dato20 mei 2006 (het evenement maakte deel uit van de viering van "80 jaar civiele luchtvaart in Keulen"). Hier kunt u overigens mooie twee foto's zien uit omstreeks 1930 van twee dobberende Dornier watervliegtuigen, voorlopers van de D0-24, genomen op het moment dat ze geholpen werden door de "Spirit", een Reclame- en Service boot die onder gezag stond van Kapitein Maarten Roukema. De foto's zijn van de familie en zijn kennelijk gemaakt vanuit het speedbootje dat tot de "Spirit" behoorde.

In het Militaire Luchtvaart Museum te Soesterberg staat een complete driemotorige Dornier Do-24 K vliegboot van de Marineluchtvaartdienst opgesteld.

vrijdag, juni 23, 2006

Het heldere licht van een lavalamp

De pre-Socratische filosoof Empedokles zou in de tweede helft van de vijfde eeuw aan zijn einde zijn gekomen door zichzelf in de krater van de Etna te storten. Zijn volgelingen dachten nog even dat hij op magische wijze die actie had overleefd, maar toen de vulkaan heel prozaisch in een oprisping de slipper van Empedokles terugspuwde waren kennelijk ook zij overtuigd van zijn dood. Historici menen dan wel dat de man gedwonen terug is gegaan naar zijn voorouderlijke gronden op het Griekse schiereiland de Peloponnesos om daar in 434 VC (of later in het Zuid-Italische Thurii) obscuur te sterven nadat hij zijn politieke strijd voor de democratie in Akragas had verloren, maar historici zijn wel vaker spelbrekers.


Antiek fantasieportret van Empedokles

De man was al tijdens zijn leven een legende. De edelman uit het Siciliaanse Akragas was de zoon van een Olympisch Kampioen. Hijzelf was kampioen van de plaatselijke democraten - altijd gevaarlijk. Hij profileerde zich als natuurfilosoof, kosmoloog, staatsman, dichter, arts, profeet etc. etc. Hij was ook ziener, een leraar van mystici en een wonderdoener. Hij zou dan ook hebben rondgelopen als een man die meer was dan een gewone sterveling. (Dat laatste trekje hield misschien verband met een geloof in een tweeslachtige natuur van de mens als een lichamelijk en een goddelijk wezen geinspireerd op het Orphisme, voor welke veronderstelling ik me baseer op deze tekst voor Italiaanse scholieren.) Empedokles was, met andere woorden, kennelijk een showman. Hij ging vaak orientaals gekleed. Was heel charismatisch.


Vaasschildering van iemand die kon schrijven, zoals ook Empedokles dat kon.

Hij is beroemd, bij ons, vooral vanwege zijn observatie dat luchtdruk het gewicht van water weerstaat in een omgedraaide buis. En vanwege zijn kosmologische visie volgens welke alle dingen in de wereld bestaan uit vier elementen: aarde, lucht, vuur en water. Voor het geval dit frivool zou klinken: zijn gedachte was een cruciale stap op weg naar Atomisme (volgens Alexander James Dow Porteous in de Oxford Classical Dictionary, N.G.L. Hammond & H.H. Scullard, eds., Oxford 1970, s.v. "Empedokles"). Landbouwhistorici zoals ikzelf hadden hem moeten kennen als een man die al vroeg een moeras had drooggelegd - ik wist dat eerlijk gezegd nog niet, haha. Hoe dan ook, Empedokles was klaarblijkelijk een man van formaat!


Empedokles afgebeeld door de vijftiende eeuwse Toscaan Luca Signorelli.

Van hem zijn evenwel geen teksten overgebleven behalve een paar verwijzingen, parafrasen en citaten. Althans, dat lees je in de oudere literatuur. Want er is inmiddels een heel mooi fragment van zijn leerdicht over de natuur op papyrus ontdekt in de Bibliothèque nationale et universitaire de Strasbourg in 1990. De vondst is gedaan door Oliver Primavesi en de zijnen. De Belg Alain Martin heeft de 52 puzzelstukjes daadwerkelijk in elkaar gezet. Deze mensen produceerden zo plotseling dus de eerste en enige overgebleven tekst van een van de natuurfilosofen die aan Socrates vooraf gingen. De Straatsburgse papyrus maakte deel uit van een partijtje van 2700 papyri dat in 1904 in de Egyptische stad Achmim was gekocht en vervolgens aan de vergetelheid werd toevertrouwd doordat het bij de inventarisatie in onbegrip was gekenmerkt als een verzameling "kleurloze woorden".


Straatsburger papyrus. Fragment van Empedokles' leerdicht "Over de natuur".

Van de 2700 teksten zijn er nu blijkbaar pas zo'n 900 opnieuw onderzocht - ze zullen wel aan elkaar geplakt zitten? Hoe dan ook, de ontdekking was op zichzelf al spectaculair, maar de inhoud was dat nog meer. Het is nu kennelijk mogelijk om de kosmologie van Empedokles echt leven in te blazen. Om er echt goede chocola van te maken. Maar goed, dat gaat nu te ver, daar hebben deze schrijver en zijn webloglezers toch echt even meer tijd voor nodig. Voor wie zelf wilt lezen hoe het speur- en puzzlewerk is verlopen en wat het aan nieuwe inzichten voorlopig heeft opgeleverd, verwijs ik naar een mooi artikel, in pdf dat waarschijnlijk in 2005 of 2006 geschreven is door Luise Dirscherl en Maximilian G. Burkhart.


Straatsburger papyrus. Detail.

Ondanks zijn baanbrekende kosmologische inzichten en moerasdroogleggingen zal Empedokles toch vooral beroemd blijven om zijn legendarische einde in de vulkaankrater. Die roem heeft nu onlangs een nieuw pachtcontract gekregen. Er is namelijk een nieuwe vulkaan ontdekt op 30 kilometer afstand van het plaatsje Sciacca (spreek uit: "sjakka") aan de zuidelijke kust van Sicilia - zo'n honderd kilometer ten zuiden van de Etna.


"Sciacca!" De vulkaan had zo gevonden kunnen zijn door Emil Ratelband, haha! Deze foto bevat overigens geen aanwijzing voor de "Empedokles" en staat hier alleen voor de sier.

De "nieuwe" vulkaan hebben ze nu, heel toepasselijk, de Empedokles genoemd. Dat vind ik leuk. Een nieuwe vulkaan, maar kennelijk weet men nu te zeggen dat de vroegst bekende uitbarsting dateert van de derde eeuw voor Christus en dat de meest recente dateert uit de negentiende eeuw. Dat kan zo gebeuren omdat de getuigenissen van deze uitbarstingen tot dusver waren geinterpreteerd als het gerommel van een paar secundaire onderwaterbreuken. Nieuwe metingen hebben evenwel een enorme vulkaan in kaart gebracht, met een basis die in oppervlakte vergelijkbaar is met de hele stad Rome en een hoogte die de Eiffeltoren overstijgt - jahaa, het lijkt wel alsof mijn bron Amerikaans is ("dat is net zoveel als 30x heen en weer naar de maan met een Mini Cooper") maar ze is in werkelijkheid de BBC! Blijkens het bericht in de Corriere della Sera gaat het om een vulkaan met hoefijzervormige basis van 25 bij 30 kilometer in diameter en daarom vergelijkbaar met de Etna doch lager, te weten zo'n 500 meter (Corriere webeditie 21 juni 2006 - waar de BBC de Eiffeltoren vandaan heeft gehaald weet ik niet). Toch eindigt de hoogste top slechts zeven meter onder het wateroppervlak. Nou. Hoe konden we die nu hebben gemist!


3D model van de meetresultaten. De piek die tot 7 meter onder de zeespiegel komt is heel goed te zien.

Helemaal gemist hebben we hem ook niet. Uitbarstingen van de negentiende eeuw hadden een eilandje geproduceerd dat Isola Ferdinandea werd genoemd. Dat eilandje van Ferdinand werd nu juist vermist, als het ware, sinds het is gezonken in 1831. Ja, het is gezonken juist terwijl er hevig werd getwist over de territoriale rechten door de koning van de Beide Sicilieen aan de ene kant, de Fransen aan de andere, en de Engelsen aan nog weer een hele andere waterkant. De Sicilianen meenden dat het van hun was omdat het in hun wateren lag. De Engelsen meenden er recht op te hebben omdat het voor het eerst zou zijn ontdekt door Commander Charles Henry Swinburne van het Britse fregat HMS Rapid. Waarop de Fransen hun aanspraak baseerden is me niet duidelijk. Iedereen wilde wel een aanlegplaats voor oorlogsbodems midden in de engste doorgang van de Middellandse Zee.


De Sicilianen hadden nog net de tijd om het eiland de naam te geven van hun koning Ferdinand. De Engelsen noemden het Graham Island naar de toenmalige First Lord of the Admiralty.

In Italie was de recente herontdekking van het eiland en de onthulling van de megavulkaan groot nieuws. De Italiaanse krant Corriere della Sera voerde deze week een mooi artikel over de inmeting van "het mytische eiland dat-niet-meer-bestaat". De nieuwe metingen die tot de ontdekking van de enorme vulkaan hebben geleid, zijn verricht door een team dat nu juist op zoek was naar het verzonken eilandje van koning Ferdinand ter gelegenheid van een televisiedocumentaire (een coproductie van GA&A en Mediaset).


De plaatsing van het naamplaatje in 2001. Zie onder voor bronvermelding.

De twist tussen de Engelsen en de Italianen ligt overigens in een minder diepe sluimer dan de vulkaan zelf. De Italianen hebben geen risico genomen. In 2001 hebben ze een plakaat de verzonken vulkaantop geplaatst die de volgende tekst draagt: QUESTO LEMBO DI TERRA, UNA VOLTA ISOLA FERDINANDEA, ERA E SARA' SEMPRE DEL POPOLO SICILIANO ("Dit brokje land, eens het ferdinandische eiland, was en zal altijd zijn van het Siciliaanse volk").



Voor een korte geschiedenis van het eiland - dat inderdaad een korte geschiedenis had - met vooral oog voor de cartografie en beschrijving maar ook voor de twist (en de foto's), zie hier, hier en hier.
Overige algemene bronnen BBC News en een The World Wide School webartikel over Empedokles: Henry Smith Williams, "Empedokles" in: A History of Science Volume I (Licensed by The World Wide School, published from Seattle 1999), Chapter VI, Part III.

woensdag, juni 21, 2006

Smirnoff vertelt

Ik heb vandaag voor het eerst geoefend met mijn Optical Character Recognition Software (OmniPage SE) en dat is heel indrukwekkend. Ik heb een pagina gescand van een boek dat ik momenteel aan het lezen ben. Het zijn de memoires van een illustere KLM vlieger, Iwan Smirnoff - de eerste memoires uit 1938 toen hij waarschijnlijk verwachtte niet veel meer te beleven; zijn tweede memoires zouden in 1947 verschijnen. En daar val ik jullie graag later weer eens mee lastig.

Smirnoff vertelt en het is geweldige kost. Het eerste deel van het boek is een oogetuigenverslag van de eerste wereldoorlog aan het Russische front zowel eerst in de loopgraven en later ook in de lucht. Ik heb eigenlijk sowieso drie fragmenten die ik wilde delen met mijn acht of negen lezers - ja het publiek groeit! Ik heb een fragment over Anthony Fokker, een stuk over de verwachting dat de luchtvaart de wereldvrede zou bevorderen, en onderstaande spannende scene uit de cockpit van een Franse Spad tweedekker uit 1917. Ik wilde in deze post eerst maar even beginnen met die scene - met dank aan OmniPage SE!


Ik denk dat Smirnoff hier zit in een Morane-Saulnier Morane eendekker. Hij heeft echter ook gevlogen met Nieuports en Spads. Ik moet het nazoeken, wat een van zijn Nieuports was ook een eendekker (Iwan Smirnoff, Smirnoff vertelt (Amsterdam 1938, 65). Zie ook mijn onderschrift bij de andere foto.

"Het allerergste wat den vlieger in de lucht overkomen kan, is lekkage in het benzinetoevoersysteem, of een treffer in de benzinetank. Ik viel eens een machine aan, die rustig bezig was te zigzaggen over de Russische loopgraven. We zaten op 3000 M. en het werd een dodelijk gevecht van man tegen man. Plotseling kreeg ik een douche van benzine over mij heen, een kogel was door mijn tank gegaan. Een ontzettende stank bedwelmde mij bijna en mijn ogen brandden van de pijn. Ik was doordrenkt van de benzine, door mijn dikke vliegoverall heen. Onmiddellijk zette ik contact af, want er hoefde maar één druppel benzine over de hete uitlaat pijp van de motor te komen, om alles in lichtelaaie te doen opgaan en dan was het afgelopen. Ik begreep niet, dat de tank niet ontploft was en toen ik eindelijk mijn ogen zo goed mogelijk van benzine had bevrijd, zag ik nog een kansje om aan de greep van den man met de zeis te ontkomen. Ik verloor snel hoogte en was inmiddels tot zeshonderd meter gedaald. En snel rijpte toen mijn plan. Onder mij lag een groot meer. Ik zou vlak boven het water mijn motor weer aanzetten; mocht er onverhoopt toch nog brand uitbreken, dan had ik nog een kans om mijn machine op het water te zetten. Die kans was wel niet groot, want ik zou toch nog altijd met de nodige snelheid op het water terechtkomen. Er zat evenwel niets anders op. Vlak boven het water zette ik mijn contact aan, instinctmatig hield ik de linkerhand voor mijn ogen om ze tegen de vlammen te beschermen, maar de ontzettende angst, toen de dood mij van twee kanten toegrijnsde, ging over in één zucht van verlichting, toen de motor normaal, zacht zoemend opliep naar zijn toerental en mijn vrees voor brand was weggenomen. Onmiddellijk wendde ik mijn jager in de richting van het vliegkamp. Ik hoopte slechts, dat er nog voldoende benzine in mijn tank zat om dat te halen, maar wist mij overigens veilig. Mijn eerste blik na de landing gold vanzelfsprekend de tank. Er zat een groot gat in aan de voorzijde. De kogel was er aan de bovenzijde weer uitgevlogen." Iwan Smirnoff, Smirnoff vertelt (Amsterdam 1938, 86-87).


Smirnoff met een van de neergeschoten tegenstanders die het duel met hem had overleefd. "Een door mij gemaakte krijgsgevangene... zijn machine had hij in brand gestoken en z'n uniform met alles wat daarbij hoorde in 't vuur gegooid. Zijn Russische pet hebben wij hem verstrekt" (Iwan Smirnoff, Smirnoff vertelt (Amsterdam 1938, foto tegenover pagina 49; ook gepubliceerd in Anne Robertson Coupar, The Smirnoff Story (London 1960). "The Russian fighter pilot Ivan Smirnoff of the 19th Fighter Detachment was probably the only one who attained five or more victories flying either the Type N, Type I, or Type V Morane 'Bullet' monoplanes" (citaat van een online geschiedenis van de verschillende Morane-Saulnier vliegtuigtypes). De doodskop was het embleem van 19e eskader (19KAO), het elitaire "Doodshoofdeskader" dat onder leiding stond van Koussakoff.

Gewijzigd op 23 juni: foto en bijschriften toegevoegd.

dinsdag, juni 20, 2006

Ratatouille



Op deze film kunnen we eigenlijk niet wachten. Die wordt zeker leuk!

Voor toegang tot de Apple Trailer, zie hier. Of wacht tot John 'em heeft geplaatst :-)

maandag, juni 19, 2006

Overdekte skipiste

Zojuist heb ik iets gepost over een voorgenomen overdekt fietspad in Qatar. Leuk. Heel leuk, maar niets vergeleken met de skipiste van Dubai in de Verenigde Emiraten. Tjeesus wat zijn die Arabieren rijk! Leuk filmpje op het kanaal van Al Gore en de zijnen. Bekijk het hier.

PS. Ik had het vanmiddag toevallig over Dubai, met John in de tuin, over de enorme kunstmatige palmbladvormige eilanden die ze er aan het opspuiten zijn. Ja, dat wordt vast een wereldwonder. Volgens plan. En volgens mij is Dubai "the place to be" voor de hippe mensen. Spaar dus de weetjes over Dubai om de incrowd op feestjes te verbluffen.

Overdekt fietspad

Op zoek naar een zogenoemde 'Schoonmoederbak" voor onze Volvo bezocht ik de website van Halfords. Gemeten volgens Nederlandse maatstaven is dit een prima website. Soms een beetje onoverzichtelijk misschien, maar niet al te storend en boordevol informatie. In de nieuwsrubriek trof ik een leuk bericht aan voor mensen die van fietsvacanties houden. Je kunt over een paar jaar misschien ook lekker fietsen in Qatar zonder je nekharen te verschroeien - daar is een 30 tot 40 kilometer lang overdekt en gekoeld fietspad gepland. Het "Cooled Cycle Path" zal volgens een verkeerkundig ontwerp van het Nederlandse bureau Goudappel Coffeng moeten worden gebouwd in opdracht, kennelijk, van RAND Europe.

Overigens is het fietspad niet in de eerste instantie voor fietsvacantiegangers bedoeld. Het is veeleer een lang "workout" baan voor de locale bevolking. "De voor Nederlandse begrippen luxe en ruim gedimensioneerde fietsroute is veel duurder dan een 'gewoon' fietspad. Doel van het fietspad is de rijke inwoners van het oliestaatje in beweging te krijgen, om zo opkomende welvaartsziekten te bestrijden. Omdat het overdag meestal te warm is om in de openlucht aan lichaamsbeweging te doen, moet een systeem waarbij een waternevel voor afkoeling zorgt een omslag teweeg brengen." (Halford Nieuwsrubriek met verwijzing naar Fietsen 123).

(Zie ook Goudappel Coffeng).

PS. Ik zal jullie ook op de hoogte houden van het schoonmoederbakverhaal. (Jahaa, dat zal iedereen wel interessant vinden, haha!)

zondag, juni 11, 2006

Progress? What Progress?

WAARSCHUWING. DIT IS EEN LANG VERHAAL.


"Die mechanisatie van alles en le délire de la vitesse vind ik het ergste"
(Ten Kate in 1928 in een artikel in de NRC volgens Stichting Volkenkundige Collectie Nederland)


Nederland had natuurlijk altijd al haar eigen "National Geographic Society". Het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) heeft sinds haar oprichting in 1873 tot 1960 meer dan zestig expedities uitgezonden "Tot vermeerdering der kennis van de Aardbol". Een van die onderzoeksreizen was gericht op "de indianen" die het zuidwesten van de Verenigde Staten bevolkten. De expeditie werd geleid door de 24-jarige Herman F.C. ten Kate. De tocht nam elf maanden van 1882 en 1883 in beslag. De hele expeditie zou 9.000 gulden kosten (KNAG Inleiding). Een gedeelte van de materiële opbrengst is te bezichtigen in de afdeling "Noord-Amerika" van het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden.


We hebben de vaste tentoonstelling vorig jaar bezocht. Op zoek naar de collectie van ten Kate. Overal ter wereld worden musea moreel gedwongen de veelal door roof en zwendel bijeen vergaarde verzamelingen van objecten te retourneren aan de nazaten van de gedupeerden - moeilijke zaken inderdaad.

De drijvende kracht achter de expeditie was evenwel de expeditieleider zelf. Herman ten Kate Junior wilde geen kunstschilder worden, zoals zijn beroemde vader, maar een wetenschappelijk reiziger. Hij wilde niet-westerse culturen bestuderen voor ze zouden zijn verdwenen. En eigenlijk ging het hem vooral om de Noord-Amerikaanse Indianen. Als kind had hij avonturenverhalen over het wilde westen verslonden zoals "De roovers van de Prairieën", "De pelsjagers van de Arkansas" en andere zulke "Arendsoog-avant-la-lettre" romans van Gustave Aimard (Hovens 1989, 17).


Zie voor de avonturenromans van Gustave Aimard bijvoorbeeld(deze website.

Zijn belangstelling voor verre volkeren zou sindsdien steeds worden aangemoedigd door allerlei bereisde en geleerde vrienden van zijn vader. Mensen als de cartograaf en wereldreiziger Charles William Meredith van de Velde en de Leidse hoogleraar taal-, land- en volkenkunde van Nederlands-Indië Pieter Johannes Veth. Het drietal Herman Junior, Senior en Professor Veth bedacht een opleidingsstrategie die Junior zowel de gelegenheid zou geven wetenschappelijk reiziger te worden als de mogelijkheid zou overlaten om later nog iets "nuttigs" te gaan doen, zoals bestuurder worden of arts. In het kader van een vrije studierichting - zien jullie wel hoe serieus die toch kunnen zijn - bekwaamde de jonge Herman zich in vakken als fysische geografie, Oosterse en Indische talen en Volkenkunde. De studie medicijnen was niet alleen bedoeld als "backup". Die zou altijd van pas komen niet alleen omdat de vroege anthropologen schedeltjes pleegden te meten maar ook omdat Junior met zijn geneeskundige vaardigheden gemakkelijker vrienden zou kunnen maken.


De jonge ten Kate tijdens zijn studiejaren (Foto uit het boek van Hovens)

Natuurlijk zou hij vrienden maken. Het lot van de getergde inboorlingen kon hem teveel schelen. En die opmerkelijke betrokkenheid zat er al vroeg in. "Van zijn voortdurende belangstelling voor de Indianen gaf hij blijk door in 1878 'Amerikaansche toestanden' te publiceren (in Omnibus 10 (1878) 366-369). De twintigjarige laakte het beleid van de Amerikaanse regering jegens de Nez Percés en pleitte voor een menswaardiger behandeling van de Indianen bij de verovering van het Westen. Door de bestudering van etnografische en andere literatuur over de autochtone bevolking van het Amerikaanse continent tilde hij zijn jeugdig enthousiasme voor de roodhuiden naar een wetenschappelijk niveau." (Biografisch woordenboek van Nederland). Dit was de tijd van de grootscheepse schendingen van internationale verdragen door de Verenigde Staten - honderden volkeren die meestal zelf staatrechtelijk waren erkend door de defrauderende partij zijn, in de geest van de brutale machtspolitiek, eenvoudigweg vermoord, verjaagd of slechts beroofd van hun land, hun identiteit, hun zelfbeschikking en hun lotsbestemming. (Het is inderdaad eigenlijk een gotspe dat de VS zonder meer konden worden toegelaten tot de Volkenbond en de VN zonder eerst te zijn bewogen tot corrigerende of tenminste compenserende maatregelen - maar in de geschiedenis is nu eenmaal weinig plaats voor rechtvaardigheid en billijkheid.) Ten Kate Junior was dus een twintiger-wereldverbeteraar van het soort dat we allemaal wel kennen.

Als dat waar is, dan zat het onrecht de jonge ten Kate misschien toch wel hoger dan de gemiddelde moraalrebel. Herman ten Kate wilde ook echt een verschil uitmaken. Hij zal zich hebben laten inspireren door "zijn" professor, de vriend van de familie, P.J. Veth. "Behalve op het terrein van de wetenschap was Veth ook actief in het openbaar leven. Hij had uitgesproken liberale opvattingen, in het bijzonder over koloniaal beleid. Al vroeg keerde hij zich tegen autocratisch koloniaal bestuur en economische uitbuiting van Nederlands-Indië. Naar zijn mening zou het koloniaal bestuur zich moeten richten op de ontwikkeling van overzeese gebiedsdelen ten behoeve van de inlandse bevolking zelf. Hij benadrukte herhaaldelijk de ereschuld die Nederland op haar schouders had geladen door nalatig en gewinzichtig beleid" (Hoven 21). Let hierbij even op de tijd: dit was nog pas de laat-negentiende eeuw. Deze mensen stonden een betere wereld voor en ze waren bereid er hard aan te werken.



Gewapend met aanbevelingsbrieven sprokkelde Herman F.C. ten Kate junior fondsen voor zijn expeditie bij elkaar. Die kwamen van de KNAG, zoals gezegd, maar ook van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Hollandse Maatschappij van Wetenschappen. Het was uiteindelijk zijn vader die met de grootste bijdrage kwam. Hij gaf zijn jonge onderzoeker de resterende 7.000 gulden.

Van deze reis en de soortgelijke onderzoeksreizen die hij later zou maken is een belangrijk documentair corpus overgebleven (maar zie eindnoot). Dagboeken. Artikelen. Voorwerpen. Het was natuurlijk ook zijn bedoeling. Hij zou volkeren die onder de druk van de vooruitgang dreigden te verdwijnen documenteren, voor het te laat was. De opbrengst van de eerste reis was in ieder geval al geweldig spectaculair. De tastbare opbrengst bestond uit een schat aan voorwerpen die Ten Kate tegen betaling heeft verkregen of gratis, uit respect en in vriendschap, van de inboorlingen zelf (ik roep de lezer overigens op even geen aanstoot te nemen aan het woord "inboorlingen" want dat betekent immers gewoon "zij die daar geboren zijn" hetgeen heel dicht in de buurt van de termen "Native Americans" of "First Peoples" die nu bij voorkeur worden gebruikt door de zogenoemde "indianen" zelf). De collectie is op zich dus al bijzonder omdat ze niet door roof en misleiding tot stand is gekomen. Overigens geldt dit niet voor de schedelverzamelingen die ten Kate ook heeft aangelegd. De bestudering van menselijke lichamelijkheden was natuurlijk een kerntaak van de fysische anthropoloog. Hij heeft zeker een paar keer schedels uit Apache en Zuni graven geroofd en is op een gelegenheid daar bijna op betrapt door een gewapende krijger (Hovens, 81).



De collectie van voorwerpen in het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden is in ieder bijzonder in zowel de wijze, dus, waarop het is verkregen alsook de samenstelling. Zoals de KNAG het stelt: "Ten Kate was een uitzonderlijk antropoloog, met een grote sympathie voor de indiaanse cultuur. Hij kon daardoor gegevens verzamelen die voor andere, minder scrupuleuze onderzoekers, verborgen bleven. Daarnaast had hij ook een goed oog voor etnografica, voor interessante voorwerpen van de indianen. De door hem verzamelde collectie kwam voor het overgrote deel in het Rijksmuseum voor Volkenkunde terecht. Het is een van de vroegste wetenschappelijk verantwoorde verzameldingen in Europa. Daarnaast is zij van belang vanwege de gestructureerde wijze van verzamelen van voorwerpen voornamelijk afkomstig van niet-sedentaire stammen uit het zuidwesten van Amerika."(KNAG, Kaarten en voorwerpen). Ik kan iedereen aanbevelen daar een bezoek aan te brengen.

Ten Kate had zakgeld nodig niet alleen om zijn expeditie samen te stellen en uit te rusten maar ook om zijn collectie aan te leggen. De mensen die ten Kate kwam bestuderen waren inmiddels allang gemonetariseerd geraakt. "Het was te Todos Santos dat ik het tweede exemplaar van een echten Indiaan van het Schiereilend te zien kreeg. Hij was algemeen bekend onder den naam van ‘Concha’ (de schelp) en ging door voor een volbloed Guaycuru. Niet dan met de grootste moeite en vooral door de hulp van onze gids Don Juan slaagde ik er in hem te photographeeren en voor een peso (ongev. ƒ 2,50) een kleine lok van zijn haar machtig te worden." (KNAG Dagboekfragmenten).

Het kostte ten Kate uiteraard veel moeite om een mooie wetenschappelijke collectie aan te leggen. Niet alle problemen konden worden voorzien. Zo moest hij het fotograferen uiteindelijk helemaal opgeven. "Het was te Guaymas dat ik er vanaf zag zelf het phot[o]grapheren voort te zetten. Een aantal mijner cliches toch waren in zoodanigen toestand, dat er aan het afdrukken van goede positieven niet te denken viel. Velen waren beschadigd door het transport op muilezels over de ruwe paden, en vol kleine gaatjes door het overal tusschendringende fijne stof, van anderen liet de laag gelatine los bij het ontwikkelen, waarschijnlijk ten gevolge van de grote hitte." (KNAG Dagboekfragmenten).

Zijn beschrijvingen van gebruiken als rituele dansen zijn nu achteraf kennelijk prijzenswaardige stalen van anthropologisch pionierwerk. Maar hij schreef niet in het Engels, Frans of Duits. Dus alleen Nederlanders konden hem horen. En die interesseren zich doorgaans niet echt voor de wereld (of moet ik zeggen "niet voor de echte wereld").



Interessanter dan zijn bijdrage voor de anthropologie is voor mij toch zijn opmerkelijke engagement met de ethnische doodstrijd van de Noord-Amerikaanse inboorlingen. De man heeft zo hard stelling ingenomen tegen het Verenigde Statense beleid van genocide dat het bij nader inzien, voor wie het wil weten, toch echt sterk opvalt. Er was veel publieke aandacht voor de conflicten met volken als de Apachen. De inboorlingen kwamen er bekaaid van af. De sensatie van de kranten van de late negentiende eeuw loog er inderdaad niet om. Ik heb een jaar of twee geleden kopietjes gelezen van krantenartikelen over Custer's laatste uren in gevecht met de Lakota's en de Cheyennes. Nou, daar is de huidige Telegraaf niks bij. Geweldige kost, daar niet van. Maar heel eenzijdig. Heel racistisch.



Natuurlijk werd het grote verhaal steeds heel nadrukkelijk door de ogen van de Europese kolonisator bezien. De "woeste roodhuid" miste geschikte perswoordvoerders. Misschien hadden ze die ooit gehad, in de zeventiende en de achtiende eeuw bijvoorbeeld toen er tenminste nog door een enkeling met ontzag werd geluisterd naar Irokese sachems (Richter 1992, 43-47). De Vaders van de Amerikaanse Constitutie hadden inderdaad blijk gegeven van een groot respect voor de Irokese politieke cultuur. Maar in de negentiende eeuw werd er toch echt niet meer geluisterd.

Tegen die tijd leek iedereen inmiddels te vinden dat ze nu toch echt moesten verdwijnen van het wereldtoneel. De voortdurende verslechtering van de relatie tussen de Europese Amerikanen en de Amerikaanse Amerikanen resulteerde uiteindelijk in de fysieke verwijdering van de laatstgenoemden. De genocide nam diverse vormen aan. De meest opzichtige manier is natuurlijk het aanrichten van slachtpartijen. Dat gebeurde zo vaak dat je er nu nog iebel van wordt. Generaal Custer stond niet alleen in zijn aggressiviteit jegens de indianen - hij steekt in de geschiedenis slechts af als ongeveer de enige die zijn verdiende loon had gekregen. (Pas op wat je zegt, want de man wordt door de meeste Amerikaanse nog steeds beschouwd als een held.) Maar met bloed aan je handen wil je liever niet met je kindjes wandelen naar je kleine huis op de prairie. Deportatie was misschien minder confronterend en wel zo effectief. De deportatie van hele volkstammen van de Zuid-Westelijke Staten naar The Indian Territory in Oklahoma werd systematisch uitgevoerd door het leger krachtens de Removal Act van 1830. Dit werd vaak ook een "messy affair", echter, in zoverre dat niet iedereen wilde vertrekken zonder slag of stoot (de Seminoles van Florida). Het was ook een opzichtige sllordigheid dat de deportatie ondanks het presidentiele initiatief en bevel toch niet rechtsgeldig was en dat dat tot in de Supreme Court met succes zo inderdaad kon worden aangetoond (The Cherokee Nation v. The State of Georgia, 1831). President Andrew Jackson, een oude indianenvreter, negeerde de uitspraak van de Hoge Raad - hij liet de militie van de staat Georgia (zijn familieleden, vrienden en buren) gewoon haar gang gaan zodat uiteindelijk het leger wel; moest ingrijpen. Rommelig was ook het feit dat de eigenlijke gedwongen marsen over afstanden van zo'n 1000 tot 1300 kilometer duizenden mensen fataal werden en sowieso traumatisch waren voor alle betrokkenen met inbegrip van de militaire begeleiders (ik heb een paar jaar geleden ook persoonlijke getuigenissen gelezen van veteranen die ook leden aan post-traumatische stress). Tenslotte stond het ook minder fraai dat er nog weer duizenden nieuwkomers in The Indian Territory stierven aan de ziektes en de onderlinge strijd die werden veroorzaakt door de plotselinge overbevolking in deze marginale gronden van The New Frontier. (Over de "Trail of Tears" hoop ik binnenkort ook snel een stukje te schrijven - maar Feliz waarschuwt wel dat ik mijn weblog ook nog een beetje leuk moet houden, haha!) Uiteindelijk zouden de Verenigde Staten een veel effectievere manier vinden om het probleem van de Indianen te doen verdwijnen. Het gedwongen verblijf van Indiaanse kinderen in christelijke kostscholen vanaf 1887 zou verreweg de meest effectieve sluipmoordenaar in het genocide arsenaal blijken te zijn. "Kill the Indian, save the man" . De Realpolitik van deze genocide zou met deze beroemde woorden van kapitein Richard C. Pratt in 1892 een politiek correcte lading krijgen. "A great general has said that the only good Indian is a dead one, and that high sanction of his destruction has been an enormous factor in promoting Indian massacres. In a sense, I agree with the sentiment, but only in this: that all the Indian there is in the race should be dead. Kill the Indian in him, and save the man" (Capt. Richard C. Pratt on the Education of Native Americans).


Er zijn talloze van dit soort culturele Makeover foto's gemaakt op de kostscholen. Het zijn dus dezelfde jongens, voor en na hun opname.

Opvallend is natuurlijk vooral de, op zijn zachtst gezegd, niet geheel afkeurende verwijzing naar de beroemde uitspraak "The only good Indian is a dead Indian". Ik zou die grif hebben toegeschreven aan Generaal George Armstrong Custer maar ze is kennelijk van zijn collega en tijdgenoot Generaal Phil Sheridan. Het verhaal gaat als volgt: "In January of 1869, General Sheridan was in camp at Fort Cobb in Indian Territory (now Oklahoma) shortly after George Custer's fight with Black-Kettle's Cheyennes. Turtle Dove, or Toch-a-way, who was a chief of Comanches, trying to impress the General, struck himself in the breast and said "Me, Toch-a-way; me good Indian". The General smiled and answered "The only good Indians I ever saw were dead." Phillip Sheridan repeatedly denied ever making such a statement, but several eye witnesses agree that he said it. Sheridan was well known as a bigot and Indian hater, and few that knew him doubted his agreement with the statement. In any case, the statement attributed to Sheridan evolved into the more generalize and powerful proverbial form "The only good Indian is a dead Indian." and became synonymous with the Indian policy of most of the military at that time. This opinion lingered on, and another infamous, Indian fighter made the following incredible remarks at a speech in January of 1886 in New York: "I suppose I should be ashamed to say that I take the Western view of the Indian. I don't go so far as to think that the only good Indians are dead Indians, but I believe nine out of every ten are, and I shouldn't like to inquire too closely into the case of the tenth." These words were spoken by Theodore Roosevelt less than 15 years before he became President of the United States." (webartikel "everything2"). Zo. Dat leuke weetje wilde ik u zeker niet onthouden.


Frederic Remington, The Battle of War Bonnet Creek

Terwijl ten Kate dus door de Verenigde Staten reisde werden de oorlogen steeds vuiler, grimmiger en geheimzinniger. Op den duur werd alleen nog maar onderhandeld in legerkampen. Zelfs toen alle oorlogen eigenlijk al waren uitgestreden was het voor de "Native Americans" niet altijd mogelijk om de onderhandelingstafel levend te bereiken - zoals is gebleken met de Minneconjou Teton groep van Big Foot die in 1890 te Wounded Knee is afgeslacht (misschien komen we over de grimmige reactie op de Ghost Dance beweging nog wel eens te spreken).

Ten Kate stoorde zich aan de eenzijdige voorstelling van zaken in de Amerikaanse pers. Hij nam het zijn Amerikaanse vakgenoten kwalijk dat ze geen duidelijke stelling innamen tegen het schandelijke beleid van de VS. Zelf werd hij lid van de "National Indian Defense Association" en trad hij regelmatig op om indiaanse belangen te behartigen. Dan schreef hij bezwaarschriften of verzoekschriften aan diverse autoriteiten tot de president van de VS toe (Hovens 177-178).
Er was dan ook geen beginnen meer aan. Naarmate "de roodhuiden" meer werden onderdrukt, werden ze in de pers ook vaker gedemoniseerd. Ja, het liedje is oud. Toch zijn talloze voormannen steeds weer uit hun midden opgestaan om te pleiten voor een correcte of anders misschien gewoon iets betere behandeling. Er werd niet geluisterd. Later zouden prominente lieden van diverse volkeren, hoofdmannen meestal, hun laatste hoop op een gewillig oor voor hun pleit vestigen op Colonel William F. Cody, dezelfde man die tevoren aan de basis stond van de vernietiging van de voedselbasis van de prairievolkeren. Buffalo Bill ontving deze mensen en organiseerde ze in een soort nep-lobbygroep. Hij toerde uiteindelijk rond met zijn circus van Indianen Opperhoofden tot aan Parijs toe. Die arme stumpers hoopten hun zaak naar Geneve te brengen. Want ondanks alle beloften wilde de Grote vader in Washington niet luisteren.

Luisteren naar de indianen en hun pleit helpen bezorgen achtte ten Kate "zowel zijn wetenschappelijke als morele taak" (Hovens, 157). Ten Kates betrokkenheid was niet "van sentimentele of romantische aard, of zelfs schuldgevoel, maar het resultaat van zijn wetenschappelijk analyse van de oorzaken van blank-Indiaanse conflicten een verrassend cultureel relativisme gerelateerd aan algemeen humanistische beginselen" (Hovens, 157). "Het is echter niet ons plan", schreef ten Kate, "de indianen tot een soort van Utopische natuurmenschen te verheffen; zij zijn moreel niet beter maar ook niet slechter dan eenig ander ras. Ons doel is slechts te doen zien hoe de 'Christelijke' blanken met zijn 'beschaving' zich gedraagt tegenover den 'heidenschen', 'onbeschaafden' Indiaan, en hierdoor aanleiding geeft tot eindeloos oorlog voeren" (1878, geciteerd in Hovens, 157-158). Een en ander mondde uit in een waarheid als een koe. "De nieuwste geschiedenis ... leert weder de barbaarschheid van ons eigen ras, tegenover natuurgenoten, wien wij gebreken toeschrijven, die wij zelven in niet geringe mate bezitten" (1878, geciteerd in Hovens 158). Al leerde Darwin ons dat de sterkste uiteindelijk wel zou winnen, "Dat rechtvaardigt echter de schandelijke handelwijze der blanken tegenover de gekleurde rassen niet. In plaats van te trachten om de botsing tusschen hen en de beschaving minder hevig te maken en van hen te redden wat nog te redden zou zijn, bespoedigen zij zooveel mogelijk den ondergang dier rampzalige stammen" (1878, geciteerd in Hovens 158).



Ten Kate wist dat de vooruitgang niet iedereen verbetering had gebracht. En hij wist dat het zou nog erger worden. "De ‘beschaving’ die reeds heeft postgevat op enkele punten langs den stillen stroom, zal zich uitbreiden; met den spoorweg zullen er drommen komen van gelukzoekers, beginselloos en tuk op gewin, die zich zullen nederzetten op hun beste landerijen en die hun bergen zullen doorwroeten naar goud. …Er zal meer ziekte komen en kommer; de dood zal sneller rondmaaien dan voorheen; tweedracht, leugen, winzucht, bedrog zullen heersen onder dat volk, dat uit elkaar zal gaan, en zich eindelijk na verloop van tijd zal oplossen in den troebelen stroom van ‘beschaving’." (KNAG Dagboekfragmenten).

Hij wist dat totale fysieke en culturele assimilatie onvermijdelijk was. En dat betreurde hij. Ten Kate geloofde niet in de superioriteit van de Europese mens, al leken alle succesverhalen die richting in te wijzen, en juist daarom was hij, denk ik, zo bijzonder.


Zijn gevorkte snor werd zijn bijnaam

Het is spijtig dat ten Kate ondanks zijn opmerkelijke inspanningen zo weinig verschil heeft kunnen uitmaken. Zijn eigen publicaties heeft hij eigenlijk niet in de strijd kunnen gooien daar hij in het Nederlands publiceerde en delen van zijn werk pas voor het eerst in 2004 in het Engels zijn vertaald (de recente vertaling van zijn reisverslag). Alleen Nederlanders konden hem echt kennen en die hadden, zoals gezegd, weinig boodschap aan mensen als ten Kate of aan de onderwerpen die hij aandroeg. Toen ten Kate in 1931 na allerlei omzwervingen door plaatsen als Lapland, Indie, Japan, Paraguay en Napels, in de omgeving van Tunis stierf, als een oude zieke geleerde, liet hij daar een hoop boeken, ongepubliceerde manuscripten, brieven en dagboeken achter. De erfenis is verloren gegaan op geheel Hollandse wijze, als gevolg van een onvermogen van bestuurs functionarissen om zaken die niet direct van praktisch nut lijken te zijn en die niet onmiddelijk geld opleveren toch te herkennen als mogelijk waardevol (Archief Nieuw-Nederland verkocht als oud papier). "Na zijn overlijden namen de Tunesische autoriteiten contact op met de Nederlandse consul-generaal in Tunis. Toen bleek dat ten Kate niet over geldmiddelen beschikte en het ondersteuningsfonds was uitgeput werd hij begraven, waarschijnlijk in een ongemarkeerd graf, zonder dat iemand daarbij treurde. Zijn overgebleven bezittingen, vooral bestaande uit boeken, werd [sic.] door de autoriteiten verkocht om openstaande rekeningen en begrafeniskosten te betalen. De opbrengst was daarvoor echter niet eens toereikend .... Het is waarschijnlijk dat zijn papieren, manuscripten, dagboeken en dergelijke zijn weggegooid omdat ze niet te gelde konden worden gemaakt. Daaronder bevonden zich twee manuscripten in vergaande staat van voltooïng. de monografie over Berbers en een boek met biografische portretten van collega-antropologen, kunstenaars en schrijvers die ten Kate tijdens zijn leven had leren kennen en respecteren. Met dit laatste ging een voor de geschiedenis van de antropologie belangwekkend document verloren" (Hovens 229).



Het onvermogen van de Nederlandse consul-generaal om het juiste te doen ten einde zo toch weer een paar duiten uit te sparen zou ten Kate zelf een gruwel zijn geweest. Hij had een hekel aan het soort mensen dat ik met veel lange zinnen probeer te omschrijven bij gebrek aan een echt woord. Ten Kate leert me het woord in dit volgende citaat uit 1883 waarin hij de transformatie van het landschap van de Great Plains betreurde: "De utilitariër moge het toejuichen, dat de eenzame wildernis zich herschept in een 'boerenparadijs' .. ; de mensch echter, die meer het aesthetische van de zaak beziet, ... kan een gevoel van wrevel, ik mag zeggen van weerstand, niet onderdrukken" (in Hovens, 167).

De utilitarier. Wat een prachtig woord.

Hovens = Pieter Hovens, Herman F.C. Ten Kate Jr. (1858-1931) en de antropologie der Noord-Amerikaanse Indianen (Diss. Katholieke Universiteit te Nijmegen, 1989, Meppel s.d.).
Richter = Daniel K. Richter, The Ordeal of the Longhouse. The Peoples of the Iroquois League in the Era of European Colonization (Chapel Hill & London 1992).
Waldman = Carl Waldman, Molly Braun (illustrations by), Atlas of the North American Indian (1985, rev. edition 2000)

vrijdag, juni 02, 2006

Een geflipt motto



Vanmorgen gehoord op het examenjournaal van de publieke omroep.
Rapper Lange Frans steekt de scholieren een hart onder de riem,
spoort ze aan goed te ontbijten - met eieren en melk - en vooral
om in zichzelf te geloven. "Je weet, je bent een tijger."
Hij kijkt in de lens. "Zoek de tijger in jezelf en flip 'em!"

Flip 'em?

Je wordt ouder papa.